top of page

The Zone of Interest

  • Peter van Duyvenvoorde
  • Feb 4, 2024
  • 5 min read

Updated: Feb 8, 2024




Hedwig Höss (gespeeld door Sandra Hüller) loopt met haar moeder door haar zelfontworpen tuin. Trots vertelt ze dat daar drie jaar eerder nog helemaal niets was. Modder, gras, meer niet. Nu is het een volwaardige tuin. In het midden een zwembad. Omringd door rozen, koolrabi – dat de kinderen zo graag eten –, azalea's en ander groen. Ja, zegt de moeder later, Hedwig is toch maar mooi op haar pootjes terecht gekomen. Idyllisch is het, bijna. Een vrouw die van een dubbeltje een kwartje is geworden. Dat is bovenal wat de kijker moet leren van deze scene. Het is haar gelukt om boven haar klasse uit te stijgen. Haar moeder, die was "slechts" schoonmaker, voor een Jodin nog wel. Over wie ze zich terloops afvraagt, alsof ze heeft gehoord dat ze is verhuisd en zich afvraagt waarnaartoe, of die ook in dat kamp aan genezijde zal zitten. Want dat is waar de tuin tegenaan grenst, slechts gescheiden door een muur die, zo stelt Hedwig, al snel verborgen zal zijn door wijnranken: Auschwitz.


Het gebrek aan subtiliteit van deze scene is kenmerkend voor de film The Zone of Interest, geregisseerd door Jonathan Glazer. Centraal staan eerdergenoemde Hedwig en haar man Rudolf Höss (Christian Friedel), kampcommandant van Auschwitz. Vernieuwend is de film wel, dat zeker. Een film over de Holocaust, zonder die Holocaust in beeld te brengen. Glazer verlegt de blik naar dat idyllische huisje, helemaal volgens de wens van de Führer, waarin de natuur centraal staat. Hoe leeft de commandant van Auschwitz als hij thuiskomt van zijn werk? Hoe gaat hij om met zijn kinderen? Zijn vrouw? Zijn paard? Ze vieren verjaardagsfeestjes, zwemmen in een rivier, en, goed, vinden hun kleding en make-up en juwelen bij de geconfiskeerde goederen van de gevangenen. Maar soit. Op de achtergrond: Duitse bevelen, blaffende honden, geschreeuw van gevangenen, geweren die schieten en het gebrul en de geur en de oranje vlammen in de nacht van de crematoria.


Op het oog een interessante benadering. De blik wegsturen om juist te zien wat bijna niet gezien kan worden. Door het conflict tussen enerzijds die grauwe geluiden en de alledaagsheid van het gezinsleven van Rudolf Höss anderzijds, kan de gruwelijkheid des te sterker van zich laten horen. En op momenten werkt het ook: in de tuin kinderen zien spelen, of in een slaapkamer een jongetje met zijn dobbelstenen terwijl we op de achtergrond horen hoe een gevangene wordt gefusilleerd. Of hoe 's nachts de gruwelen van het kamp doordringen tot in de slaapkamers. Hoe, als het waait, de dorpelingen gauw hun kleren binnenhalen, bang voor het as, hoe de moeder van Hedwig, eerder nog zo lichtvoetig over de Jodin voor wie ze schoonmaakte, beseft wat er gebeurt voorbij de tuinmuur en de dag erna ineens vroeg vertrokken is.


Het lijkt echter of Glazer dat wat hij weglaat wil compenseren. Subtiliteit in dat wat hij laat zien, is niet echt aanwezig. De scene van Hedwig en haar moeder in de tuin waarin duidelijk moet worden dat ze een sociale klimmer is, of als Hedwig tegen Rudolf zegt dat ze hier altijd al van gedroomd hadden. Of als Rudolf liefdevol tegen zijn paard praat – de klassieke trope van psychopaten, natuurlijk, ze vermoorden mensen maar houden van dieren –. Ook de avonden dat de kampcommandant zijn kinderen voorleest zijn weinig subtiel. Hij leest, hoe toevallig, voor over Hans en Grietje, en een oven.


Ik vermoed dat, uiteindelijk, Glazer en de acteurs niet ver genoeg durfden te gaan. Verwachtte ik een conflict te zien tussen de duisternis van het kamp en de lichtheid van het alledaagse leven – in hoeverre dat ook mogelijk is, natuurlijk, met Auschwitz voorbij de muur –, ik kreeg de duisternis van het kamp en het gezinsleven dat zich vooral in het verlengde van het kampleven bevindt.


Tussen Rudolf en Hedwig is het Siberisch. Een scene dat ze in bed liggen, beide in een eenpersoonsbed, zij vraagt hem haar mee te nemen naar een Italiaans kuuroord – dat de kijker weer even weet dat het haar om materialisme te doen is – en haalt een anekdote op die haar doet lachen. Rudolf luistert maar lacht niet mee. Er is geen menselijkheid te vinden. Het leven is hol van mensen. Rudolf en Hedwig blijven een concept, een idee van iemand die hen ook in hun vrije tijd als kampbewakers ziet. De hele film draait daar eigenlijk om: duidelijk maken dat ze hardvochtig en koud zijn, cynisch en materialistisch, sociale stijgers die het alleen daarom te doen is.


Voor ideologie, bijvoorbeeld, is geen plek. Höss is gewoon een enorm efficiënte commandant die zorgt dat de ovens blijven branden. Hier is de slagschaduw van Hannah Arendt te zien, wier boek Banaliteit van het Kwaad zelf al zoveel kwaad heeft gedaan. Toen Eichmann, de architect van de treinen, werd berecht in de jaren '60 in Israël, was zij erbij. De Duitser deed alsof hij maar gewoon zijn werk deed, of het nou om aardappelen ging, boeken of Joden: hij wilde gewoon zijn werk zo goed mogelijk uitvoeren. Dit leidde ertoe dat Arendt haar these van de banaliteit van het kwaad uitwerkte. Het kwaad lag niet in ideologie, niet in haat, maar in mensen die gewoon zonder te vragen hun werk uitvoerden. Toen duidelijk werd dat Eichmann een toneelspel opvoerde en hij wel degelijk een ideoloog was wiens het doel was om Europa "Judenfrei" te maken vanuit het idee dat ze een kosmisch kwaad behelsde, was de theorie van Arendt al lang en breed bekend en gelezen. En we komen er maar niet vanaf. Höss werd in 1922 al lid van de NSDAP, in '23 veroordeeld wegens een moord waarvoor hij tien jaar dwangarbeid kreeg. Na al na vijf jaar vrijgelaten te worden, ging hij gewoon weer door op zijn nazistische weg. Geen beroepspoliticus, geen radartje in een systeem, maar een overtuigde ideoloog.


Glazer maakt in die zin twee fouten. Höss niet menselijk durven maken, waardoor hij tot een concept blijft, én doen alsof het kwaad kan ontstaan door je werk zo goed en efficiënt mogelijk te willen doen, waardoor hij geen grip krijgt op de "kampkant" van Höss. Wat me opvalt is dat in analyses wordt gezegd dat Glazer de vraag stelt naar ons, nu, in Europa: leven wij ook niet in een tuin, en dat we er iets van moeten leren. Klimaat, vluchtelingen, rechtse politiek: verstoppen wij ons niet, net als Hedwig "de koningin van Auschwitz" Höss, temidden van rozen en koolrabi voor de werkelijkheid van de wereld? Ik snap niet hoe mensen dit erin kunnen zien. Want het getrouwde stel is op geen manier een verbeelding van de normale mens die huilt, lacht, droomt, pijn voelt, domme keuzes maakt, het zijn symbolen van een op zichzelf staande periode waarin het kwaad, op welke manier dan ook, het goede had verzwolgen.


Sandra Hüller, genomineerd voor twee oscars, ook voor Anatomy of a Fall, onderschrijft dit in de interviews die zij geeft. Ze wílde geen goeds in haar personage vinden. Ze wilde haar afbeelden als een boerin – ook weer weinig subtiel, want ze kan niet eens het licht normaal uit doen terwijl ik me toch afvraag als een Duitse vrouw zo graag wilde stijgen op de ladder, ze niets aan haar houding had gedaan – die geen warmte in zich had. Dat kan. Dat is een keuze. Maar daarmee weet ze dus niet, hoe moeilijk ook, een greintje menselijkheid te vinden in haar karakter.


The Zone of Interest is wel écht een bijzondere poging om iets van de Holocaust te vangen op een manier die niet kitsch is, niet sentimenteel, niet dramatisch. De dynamiek tussen de beelden van de tuin, de gruwelijk geluiden op de achtergrond én het filmen van die ene nacht overnachten naast de hel, zijn krachtig in beeld gebracht. Toch hoop ik dat deze film nog een keer gemaakt gaat worden door iemand die wél de moed heeft tot in het wezen van het kwaad door te dringen. Namelijk: dat je aan de ene kant verantwoordelijk kunt zijn voor 1.5 miljoen vergaste Joden, en je in de tuin daarnaast ook de slappe lach kunt krijgen, mens kunt zijn. Het kwaad is niet en zal nooit banaal zijn, maar menselijk is zij altijd. En precies die menselijkheid heeft Glazer, uiteindelijk, toch niet aangedurfd.

Comments

Rated 0 out of 5 stars.
No ratings yet

Add a rating
bottom of page