The Thin Red Line
- Peter van Duyvenvoorde
- Feb 18, 2024
- 7 min read
Updated: Feb 28, 2024


Na Dunkirk, na Saving Private Ryan, zelfs na 1917, Apocalypse Now of Full Metal Jacket droom ik, of iets in me, ervan om deel te nemen aan een oorlog. Broederschapsromantiek, moed en loyaliteit, zoiets. Na The Thin Red Line weet ik een ding heel zeker: ik hoop nooit een oorlog mee te hoeven maken.
Dankzij de Filmhallen zijn deze maand, februari, (bijna) alle films van Terrence Malick op het grote scherm te zien. Van Days of Heaven (1978) is een geremasterde versie uitgekomen en dat mag gevierd worden. Badlands, Days of Heaven dus, The Thin Red line, The New World, Knight of Cups, Song to Song en A Hidden Life worden deze maand getoond. Alleen To The Wonder (meest onderschatte film van Malick!) en Tree of Life (zijn magnum opus) worden niet getoond, vanwege redenen en wegen die ondoorgrondelijk zijn. We doen het met wat we krijgen.
Eerste film die we bezochten is The Thin Red Line (1998). Eindelijk op het grote scherm. Voor het eerst. Malick maakte in de jaren '70 twee meesterwerken, verdween een aantal jaar van de radar, vertaalde Heidegger, ging met Hannah Arendt zelfs bij hem op bezoek, en na twee decennia kwam hij terug met deze oorlogsfilm. Althans, oorlogsfilm: het is een oorlogsfilm die dat nu net niet is. Of, misschien beter gezegd, een oorlogsfilm die véél meer is dan dat. Op het oog gaat The Thin Red Line over de tweede wereldoorlog en de strijd tussen de Verenigde Staten en Japan. Plaats van conflict is Guadalcanal, een eiland in de Grote Oceaan.
De Japanners bezetten een heuvel, de Amerikanen willen die heuvel veroveren. Lastig, want zoals de Slag bij Poitiers (1356) al leerde: hoe hoger op de heuvel (de Engelsen) hoe groter de kans op een overwinning. Frankrijk leed daar grote verliezen; zelfs de koning zou daarbij bijna om het leven komen. De vergelijking lijkt vergezocht maar koning Jan II van Frankrijk rende als een kip zonder kop de heuvel op, vastbesloten als hij was om het ridderlijke ideaal van de middeleeuwen te belichamen.
Zeshonderd jaar later is er in oorlogsvoering nog steeds niet veel veranderd. Kolonel Tall (Nick Nolte) heeft aan West Point gestudeerd, las Homeros in het Grieks maar had nooit eerder de kans om oorlog te voeren. Eindelijk kan hij nu deelnemen aan het slagveld. En hij dwingt zijn mannen om de heuvel rechtstreeks te benaderen. Bijna onbeschermd, omhoog rennen, kanonnenvoer. Dat is nu eenmaal oorlog, zegt hij. Van een afstand. Veilig. Hij wel. De manschappen, zij moeten zichzelf op het spel zetten. Zij weten dat het onzin is wat de Kolonel van hen eist. Christelijke en biddende kapitein Staros (Elias Koteas) stelt voor om de bunker te benaderen via de flanken. Hij wil namelijk niet dat er soldaten sterven, wat op zichzelf ook weer een zwakte is: oorlog vraagt nu eenmaal om offers.
Naast de relatie tussen de kolonel en de kapitein zijn er nog twee relaties die centraal staan: Sergeant Welsh (Sean Penn) en soldaat Witt (Jim Caviezel) – dit is de belangrijkste relatie – en een soldaat en zijn herinneringen aan het leven thuis, met zijn vrouw.
Soldaat Witt is "AWOL" (Afwezig zonder verlof) gegaan en bevindt zich tussen een primitieve stam. Ze zingen, praten, zwemmen, spelen. Utopisch. Hoe het leven zou moeten zijn: nobel en wild. Maar dan komt het grote militaire vliegdekschip in zicht en wordt Witt van het eiland afgehaald. Volgende shot zien we hem en Sean Penn in een kamer. Witt, onaanraakbaar zoals hij de hele film zal zijn, laat het over zich heen komen, die verwijten. Ze raken hem niet. Oorlogstaal is aan hem niet besteed. Misschien is het een noodzakelijk kwaad, laf is hij niet, maar hij blijft als van een andere wereld. De sergeant daarentegen kent alleen maar die oorlogstaal. Gelooft niet eens dat er een andere wereld is. Kind van de industriële revolutie – en wat is moderne oorlogsvoering anders dan een voortzetting daarvan –, kan hij niet daarbuiten denken. Witt daarentegen erkent die wereld gewoon niet. Of althans, erkent de verabsolutering van die wereld niet. Hij heeft immers een andere wereld gezien, paradijselijk, dat is waar het om gaat. Naïef stelt de sergeant, dit is de realiteit, hier, oorlog. Alsof Jezus zich tegenover Pontius Pilatus bevindt. Twee werelden waartussen geen oplossing mogelijk is. Net als in het evangelie.
Die twee blijven op elkaar betrokken. De sergeant, het lijkt alsof hij ergens niet verdragen kan dat Witt in die andere wereld gelooft, überhaupt hoop heeft. Alsof dat wat het goede draagt, vertrapt moet worden. Maar niet helemaal: hij zoekt ook iets bij Witt, alsof hij intuïtief voelt dat daar iets te halen valt, iets zo vreemd voor hem, zo onbekend, maar wat hij wel nodig heeft. Irritatie en waardering. Ontzag. En Witt, ondertussen, blijft ongenaakbaar. Als later in de film de sergeant hem weer test, reageert hij alleen maar met: "I still see a spark in you." Sean Penn kijkt hem wantrouwend aan.
Hier zien we, zoals we ook zullen zien bij A Hidden Life, religie in de praktijk. Het religieus existentialisme zegt: doordat iemand een band heeft met God en die God transcendent is, dat wil zeggen, zich buiten deze wereld bevindt, kan diegene nooit samenvallen mét deze wereld. Dat is de essentie van vrijheid. Zo kan een Romeinse slaaf die christelijk is vrijer zijn dan de keizer die met deze wereld samenvalt. Dat conflict zien we tussen de sergeant en de soldaat. Witt valt nooit helemaal samen met de oorlog en diens mores. Hij weet eraan te ontglippen. En dat roept jaloezie en ontzag op, het leidt tot kruisigingen (Jezus), vergiftigingen (Socrates) of verdrijvingen (Joden) in de geschiedenis, want in hun niet-samenvallen, zijn ze een bedreiging voor de sociale orde die noodzakelijk is om te kunnen overleven.
Vrijheid van het individu dat die vrijheid heeft dankzij een band met iets anders of opgaan in het collectief.
Malick is, naast Scorsese, misschien wel de meest religieuze filmmaker van het moment. Maar minder christelijk, minder katholiek. Meer gevoel voor natuur, de betovering ervan én ook de tekortkoming. Is A Thin Red Line in het begin nog een soort dichotomie van natuur (goed) tegenover mensen/beschaving (slecht), ontwikkelt de film zich via Witt en haalt Malick de vooronderstelling van de eerste twintig minuten onderuit en brengt hij er steeds meer nuance in. Dat doet hij vooral door zijn camera te gebruiken. Vanaf deze film vindt Malick steeds meer zijn stijl. Het verhaal wordt niet zozeer verteld door zijn personages als wel door hij ze voor de camera laat verschijnen, hoe de camera beweegt langs de gezichten, naar het plafond (hij filmt vaak plafonds), naar een gewonde vogel, de lucht en dan weer een gezicht. Ondertussen horen we voice-overs. Goed, daarmee begon hij al in Days of Heaven, maar was het doel nog om een verhaal te vertellen, nu is de voice-over meer als een gebed of een veruitwendiging van diepe emoties en gedachten, zij het dat die, eerlijkheidshalve, soms goedkoop klinken, kitsch, alsof Paulo Coehlo ze heeft geschreven. Maar dat is dus soms. Meestal klinken ze als schreeuwfluisterende oerkreten van worstelende mensen. In The Tree of Life komt deze stijl écht tot uiting en is het nog steeds dienend aan de vertelling van de film. Daarna zal Malick het ofwel perfectioneren ofwel te ver doorvoeren (vind ik) om met A Hidden Life weer terug te komen en een meer klassieke film te maken. Deze stijl zorgt voor, wat Scorsese noemt, "cinematic poetry". The Thin Red Line is een voortdurende film zonder begin en einde, je kunt op ieder moment instromen en erin mee bewegen.
Sowieso is The Thin Red Line geen typische oorlogsfilm. Genrefilms stijgen boven zichzelf uit als ze eigenlijk over iets anders gaan. Mission Impossible 1 t/m 100, of Fast and the Furious 1 t/m 100, gaat over actie, meer niet. Dat heeft een waarde. Gangsterfilms van Scorsese daarentegen gaan vaak over schuld, schaamte, verlossing. The Thin Red Line is een oorlogsfilm. Maar waar zijn tijdgenoot Saving Private Ryan de klassieke tropes hanteert van een oorlogsfilm; broederschap, humor, moed of lafheid, is dit een oorlogsfilm die fundamenteel over iets anders gaat en oorlog meer als instrument gebruikt dan als doel: vrijheid, existentialisme, idealisme, utopie of dystopie en, uiteindelijk, zoals altijd bij Malick, over liefde en genade.
Toch nog die derde relatie over de soldaat en zijn vrouw. Hij zegt ergens: "Love Where does it come from? Who lit this flame in us? No war an put it out - conquer it. I was a prisoner. You've set me free." (Ziet u, dit kan of net goedvallen, of de eerste spreuk zijn van een spiritueel zelfhulpboek) In een brief beschrijft hij de gruwelen van de oorlog: "My dear wife, you get something twisted out of your insides by all this blood, filth, and noise. I want to stay changeless for you. I want to come back to you the man I was before. How do we get to those other shores? To those blue hills." Het antwoord is: liefde. Dit deed me denken aan Nick Cave, de Canadese zanger, wanneer hem gevraagd wordt naar het kwaad in de wereld. Zijn antwoord: "there is no problem of evil. There is only a problem of good. Why does a world that is so often cruel, insist on being beautiful, on being good?" Hij keert alles om. Niet waarom is er kwaad, maar hoe kan het dat het goede zich weet te handhaven. Dat de wereld geen woede of teleurstelling verdient wegens het kwaad, maar verwondering over het goede. Dat door alles heen liefde een kracht is, een zachte kracht, zoals Paus Benedictus XVI schrijft in zijn boeken over Jezus, maar juist daardoor een onvernietigbare kracht die altijd weer van zich laat horen. Hoe kan het dat we steeds weer die vlam vinden die weer in staat is tot en bereid is om de liefde te geven, te spreken, erin te wonen? Makkelijk is het niet, zeker niet. En toch steekt ze altijd weer de kop op.
"One man looks at a dying bird and think there's nothing but unanswered pain. But death's got the final word. It's laughing at him. Another man sees that same bird, feels the glory." zegt een voiceover in de film. Alle personages cirkelen rondom deze vraag in deze oorlogsfilm die steeds weet, godzijdank, geen oorlogsfilm te zijn.
Comments