top of page

Le Cercle Rouge

  • Freerk Arntz
  • Mar 27, 2024
  • 5 min read

Updated: Apr 15, 2024





De films van Jean-Pierre Melville weten mij als geen ander te inspireren zelf een camcorder op te pakken. Het resultaat zou geheid teleurstellen, en vooral bestaan uit slordig aan elkaar gemonteerde clipjes van bejaarden die in bussen stappen of honden die eigenwijs aan hun riem trekken. Nee, om de mensen dat gepruts te besparen, zal ik die eerdere zin maar spreekwoordelijk houden. Dat maakt hem toch niet minder waar. Roger Ebert verwoordde het perfect toen hij de regisseur, de toeschouwer van Le Cercle Rouge (1970) omschreef als een ‘bezorgde God’ – dat wil zoiets zeggen als: alziend en ook altijd meeziend, bezorgd om de personages in Zijn film, nabootsend hoe God ons aanschouwt. Door deze bezorgde, goddelijke ogen kijken wij mee, door de ogen van Melville.

 



Jean-Pierre Melville werd in 1917 geboren te Parijs als Jean-Pierre Grumbach. In het verzet, nam hij echter de naam ‘Melville’ aan, naar de Amerikaanse schrijver Herman Melville. Al in de late jaren veertig begonnen, zou zijn carrière in de jaren zestig en zeventig haar hoogtepunt bereiken, en in 1973 tot een abrupt einde kwam door wat waarschijnlijk een hartaanval was. Hij was toen 55 jaar. De film die vandaag besproken wordt, is één van zijn laatste: de misdaadthriller Le Cercle Rouge (‘De Rode Cirkel’) uit 1970.


Het verhaal is vrij simpel en mag verraden worden: de paden van de altijd elegante Alain Delon (Corey) en boeventronie Gian Maria Volonté (Vogel) kruisen elkaar en ze beramen een grote inbraak bij een juwelier, vergezeld door Yves Montand (Jansen) als alcoholistische scherpschutter en achtervolgd door André Bourvil (Mattei) als rechercheur. Deze film, waarin niet per se het verhaal, maar wel de film als kunstvorm centraal staat, slaagt er in uw aandacht de volle twee uur en twintig minuten te trekken, zonder in tenenkrommende stilistische clichés of goedkope poespas te hoeven vervallen. Zo tijdloos is deze meer dan vijftig jaar oude klassieker, zelfs in tijden van TikTok en Instagram-reels.



De bekendste scène uit deze misdaadfilm lijkt – weinig verrassend – de verhaaltechnische climax: de inbraakscène. Ondanks de voorspelbaarheid van het verloop, zit de kijker een halfuur lang op het puntje van zijn stoel, terwijl Corey en Vogel met behulp van Jansen bij de juwelierszaak inbreken, de bewaker en de beveiliging uitschakelen, de sieraden stelen en op de vlucht slaan – en dat allemaal terwijl er geen woord gesproken wordt.


Toch is deze inbraak niet het verhaal dat Melville vertellen wil, maar slechts een middel voor zijn kunst. Hoe spannend de scène ook is, die spanning komt niet door een mate van onduidelijkheid over het slagen van de kraak. De toeschouwer vreest misschien het afgaan van alarmbellen of een politie-inval, maar zelfs in dat geval staat er in de sterren geschreven dat de hoofdpersonen er moeiteloos vanaf komen. Deze film had daarmee ook niet noodzakelijk over een inbraak hoeven gaan; misdaadmotieven lijken Melville gewoonweg het best te liggen. Wat deze scène zo bijzonder maakt, is dan ook de eenvoudige perfectie in haar stijl: de hoeken waarvan uit gefilmd wordt, de lichtval, de zelden stilstaande camera’s. Melville staat hier natuurlijk niet voor niets om bekend, maar in Le Cercle Rouge bereikt het een absoluut hoogtepunt. Een inbraakscène die op papier als uit een Donald Duck lijkt, op zo’n manier naar film vertaald: dan ben je ‘film’ niet alleen meester, dan ben je dé meester.

 


Een andere, misschien interessantere scène vindt plaats wanneer Corey en Vogel elkaars pad voor het eerst kruizen. Vogel is een voortvluchtig crimineel, waarvoor de wijde omstreken door de politie zijn afgezet met controleposten. Corey is daarentegen net vrijgelaten en rijdt in zijn nieuwe auto de parkeerplaats van een wegrestaurant op. Terwijl hij binnen zit, kruipt Vogel in Coreys kofferbak, zonder dat hij het weet. Althans, wij weten niet dat Corey het weet, omdat Melville het bewust onduidelijk weergeeft. Ook wanneer een agent bij een controlepost de kofferbak van Corey wil controleren, weet de toeschouwer niet of Coreys spanning komt door zijn wapen of de verstopte medepassagier. Pas wanneer Corey een modderige akker oprijdt, uitstapt, vanzelfsprekend een sigaret opsteekt – was hij wel Frans als hij eens frisse lucht inademde? – en zijn medepassagier geruststelt dat ze alleen zijn, ontdekt de toeschouwer dat Corey wel degelijk op de hoogte was van Vogels ontsnappingspoging.


Et voilà, daar komt Vogel uit de kofferbak, met het pistool dat hij in Coreys tas gevonden heeft in de hand. Corey doet zijn handen omhoog, maar lijkt verder weinig onder de indruk. Na een bondige woordenwisseling – vergezeld door de onheilspellende muziek van Éric Demarsa, die nog dagenlang in je hoofd blijft zitten – lijkt Corey het vertrouwen van Vogel al gewonnen te hebben, bijna alsof ze dezelfde erecode aanhangen en elkaar hier vinden. ‘Parijs is je beste optie’, is het enige dat Corey de voortvluchtige Vogel hoeft te vertellen, om hem terug in de kofferbak te krijgen. Hij legt zijn lot volledig in Coreys handen. Om een onverklaarbare, maar toch zeer begrijpelijke reden, snappen ze elkaar.


Dit vertrouwen wordt meteen bezegeld als Coreys auto van de weg gedwongen wordt door twee loopjongens van een schuldeiser uit het begin van de film. Ze dwingen hem het bos in en staan op het punt de trekker over te halen, wanneer plots Vogel verschijnt, met hetzelfde pistool als eerst. Corey en Vogel komen er ongedeerd vanaf. Als er nog enige twijfel bestond over hun vertrouwensband, is die nu verdwenen. Zelden zie je zo’n band met zo weinig woorden ontstaan en getoetst worden.


Bij Melville staan waarden als vertrouwen en eer centraal – ook als het realisme daarvoor uit de weg moet, júíst als het realisme daarvoor uit de weg moet. Dit is waarschijnlijk het meest uitgesproken in een film als Le Samouraï (1967), maar ook in films als L'Armée des ombres (1969) en het hier besproken Le Cercle Rouge is dit thema onmiskenbaar aanwezig. Corey en Vogel hebben bijvoorbeeld een sterke vertrouwensband, zonder elkaar echt te kennen, en de nachtclubuitbater Santi weigert steeds informatie aan de politie te geven, omdat dit tegen zijn eergevoel ingaat. Helemaal aan het einde van de film worden Corey en Vogel er bovendien ingeluisd, omdat ze niet op het vertrouwen van een heler konden rekenen – ietwat anticlimactisch, maar misschien ook passend.

 

Wat mij betreft benadert Le Cercle Rouge de perfectie binnen zijn genre. Melville schept op meesterlijke wijze een wereld, waar manen mannen zijn en de hoofdpersonen – hoewel niet altijd even moreel – zich streng aan een ongeschreven erecode houden, allemaal op wonderbaarlijke wijze weergegeven, zoals alleen hij dat kan. Daarnaast bevat het alle elementen van een klassieke misdaadfilm: spanning, een haast broederlijke band, morele ambiguïteit, een spectaculair slot en bovenal heel veel beige regenjassen en opgerookte sigaretten. Wie deze klassieker nog niet gezien heeft, doet er goed aan hem zo snel mogelijk te kijken.



Comments

Rated 0 out of 5 stars.
No ratings yet

Add a rating
bottom of page