Denial
- Peter van Duyvenvoorde
- Feb 4, 2024
- 5 min read
Updated: Feb 28, 2024


Iedere keer is het weer genieten om te zien hoe David Irving afgaat in de door hemzelf aangespannen rechtszaak tegen Deborah Lipstadt.
Soms wens je een goede film een beter onderwerp toe en soms wens je een onderwerp een betere film toe. Dit laatste is het geval met Denial, geregisseerd door Mick Jackson met in de hoofdrol Rachel Weisz als Deborah Lipstadt.
Lipstadt is een Joodse historica die zich bezighoudt met de Joodse geschiedenis en de Holocaust – en met de ontkenning daarvan. In 2000 wordt zij aangeklaagd door de selfmade historicus David Irving (Timothy Spall, bekend als Wormstaart uit Harry Potter) voor laster omdat zij hem een holocaustontkenner, antisemiet en racist had genoemd in haar boek Denying the Holocaust. Irving, beroemd in neonazi-kringen, begon als interessant historicus in de jaren '60 dankzij zijn boek over het bombardement op Dresden. Gedurende de jaren '70 en '80 echter, daalde hij af naar de krochten van de complottheorieën, antisemitisme en het ontkennen van de Holocaust.
Die rechtszaak, die Irving zou verliezen, staat centraal in deze film. De vraag is of er mensen vergast werden in Auschwitz of niet. Zo gaat het vaak met de ontkenners, ze pakken een aspect, een detail, dat ze bevragen (hoeveel doden zijn er gevallen, is het wel zo dat in dit kamp dit is gebeurd of in dat kamp dat) in de hoop dat daarmee twijfel wordt gezaaid om uiteindelijk de gehele Holocaust in twijfel te trekken. Buiten hun schuld om want "zij stelden alleen maar vragen". Nu, in Denial, gaat het om de vraag of er in Auschwitz moedwillig Joden zijn vergast of niet. Irving stelt dat dit niet gebeurde. Goed, er zijn wel Joden gestorven, maar dat kwam door tyfus en uitputting, niet door vergassing. Ja, er waren wel gaskamers, maar dat was om de kleren en doden te reinigen van luizen (een van de oorspronkelijke redenen voor de uitvinding van Zyklon B, het bestrijden van ongedierte). Op de vraag van advocaat Richard Rampton (Tom Wilkinson) waarom de lijken gereinigd moesten worden als ze daarna toch werden verbrand in de crematoria, heeft Irving dan ook geen antwoord.

Een ander argument: de gaskamers waren eigenlijk schuilkelders om in te schuilen voor de bombardementen van de RAF. Weer advocaat Rampton: de gaskamers werden begin 1943 gebouwd, de bombardementen begonnen past eind 1944 en daarbij, de SS'ers bevonden zich op drie kilometer ván die gaskamers, dan hadden ze toch geen tijd gehad om naar de schuilkelders te rennen die net nog gaskamers voor het reinigen van lijken en kleren waren? Weer stilte van Irvings kant.
Wat ook erg voor de film spreekt is de behandeling van Auschwitz en de jodenvervolging. Op geen moment wordt het kitsch of gaat de film voor goedkoop effectbejag. Via advocaat Rampton benaderen we de gehele zaak juridisch en feitelijk. Wat is de hypothese, wat zijn de bewijzen, wat staat er op het spel? De film werkt daarom goed om een inleiding te krijgen in het debat over de Holocaust. Broodnodig als je beseft dat via een poll in december 2023 duidelijk werd dat 20% van de Amerikanen tussen 18 en 29 van mening is dat de holocaust een mythe is.
Nog twee feiten: een belangrijke grond voor Irving is het zogenaamde Leuchter-rapport. Leuchter, complexer dan ik hier weer zal geven, had stiekem bakstenen uit Auschwitz meegenomen om ze te laten onderzoeken ter verdediging van de Holocaustontkenner Ernst Zündel, die ook terecht stond. Onderzoek van de stenen toonde, volgens Leuchter, te weinig Zyklon B opname, dat betekende dat er dus geen mensen waren vergast. Wat hij niet wist, was dat je om mensen te vergassen 1/20 nodig hebt van wat je gebruikt om luizen te vergassen. Feit twee is dat Irving in zijn boek Hitler's Wars de essentiële onderdelen van de Holocaust wel onderschrijft in 1974, maar niet meer in de tweede druk in 1991.
Denial is zo een goede introductie in het debat van de Holocaust – hoe genânt het ook is dat het nog überhaupt een debat is. Het laat de mechanismes zien van de ontkenners, hoe ze soms met meel in de mond praten, zeggen oprecht vragen te stellen, maar overduidelijk een andere intentie hebben en hoe belangrijk werkelijk historisch, wetenschappelijk onderzoek is.
Het probleem van de film is helaas dat het geen documentaire is. Als introductie in een historisch debat werkt het, als een perspectief bieden op Auschwitz werkt het ook, kortom: als activisme is het een succes. Maar zoals zo vaak met activistische films, vergeten ze soms een goede film te zijn.
Deborah Lipstadt is een clichématige Amerikaan die veel en luidruchtig schreeuwt, afgeeft op de Engelsen, weigert een hoofdknikje te geven aan de Britse rechter (de rechtszaak speelde zich af in Engeland) omdat ze een Amerikaanse is. Het verhoor aan hoogleraar Van der Pelt, expert met betrekking tot de bouw van het concentratiekamp, komt er erg karig vanaf; in werkelijkheid duurde het vijf dagen hield hij zich sterk in de rechtszaal, in de film lijkt het of hij de rechtszaak bijna verpest. Irving wordt door Spall zo beschaafd gespeeld, tegenover die wilde Amerikaanse, dat je bijna (bijna!) nog sympathie voor hem zou krijgen. Goed, hij zegt rare dingen, maar hij schreeuwt tenminste niet de hele tijd.
Daarbij: de film heeft wel erg de lading van een Freudiaans hysterisch vrouwbeeld temidden van rustige, rationele mannen. Interviews met Lipstadt laten zien dat ze veel rustiger is dan dat het in fe film lijkt.
Nog een laatste opmerking over de mensen die het hebben moeten meemaken. Primo Levi, de Italiaanse Jood die het boek Is dit een mens? schreef over zijn ervaringen in Auschwitz spreekt over twee typen getuigen. Getuigen zoals hijzelf, die het hebben overleefd, en de échte getuigen: zij die stierven in de gaskamers. Joden werden met tientallen een kamer in verleid: voor de gaskamer was een plein waar ze moesten wachten. De eerste keer echter werden de Joden onrustig, de SS'ers waren ruw en schreeuwden, de Joden vertrouwden het niet, creëerden chaos op het plein, bezorgden de SS moeite. Wat ook lastig was: als ze vergast werden met kleren aan, dan moesten ze na hun dood van hun kleding ontdaan worden – was immers zonde om dat weg te gooien, efficiënt waren de Nazi's immers wel. En vaak werd de kleding dan per ongeluk kapot getrokken. Al gauw vonden de SS'ers daar oplossing voor.
De tweede keer dat ze het op deze manier deden, weer de Joden op het plein vóór de gaskamer, werden ze liefdevol toegesproken door de SS. Ze hoefden zich geen zorgen te maken, ze moesten zich ontkleden op het plein om daarna te gaan douchen zodat ze schoon zouden zijn en daarna zouden ze nieuwe kleren krijgen. Poeslief sprak de SS'er een Jood aan: "Meneer, wat doet u?" "Ik ben kleermaker", antwoordde hij. "Voor vrouwen of mannenkleren?" Vroeg de Duitser. "Beide, meneer", antwoordde de Jood. "Heel goed, dat kunnen we hier goed gebruiken!" Nu bleven ze rustig, deden ze zelf hun kleren uit waardoor flink wat tijd werd gewonnen en wat de kans op het scheuren enorm verkleinde, en liepen ze zelf de gaskamer in. Filip Müller, lid van het Sondercommando ("gevangenen" die verantwoordelijk waren om de vergaste Joden in het crematorium te gooien), beschrijft dit allemaal, en de geluiden die hij hoorde uit de gaskamer: het gebons op muren, geschreeuw, gekrab, gebeden, en dan de stilte.
Wat er ín die gaskamer is gebeurd, weet niemand. Daarom spreekt Primo Levi van getuigen zoals hij en de échte getuigen, die de échte voltrekking van de misdaad moesten ondergaan. Irving ontdoet deze stille échte getuigen van iedere waardigheid door te ontkennen dat ze vergast zijn. Deborah Lipstadt, of ze echt zo vervelend was of niet maakt natuurlijk niet uit, laat hem hier niet mee wegkomen en deze film is daar een klein monumentje van – een film die als film dus niet werkt, maar op alle andere fronten wel.
Comentarios